De golven hadden schuimkoppen en sloegen tegen de rots waarop ze zat. De regen striemde in haar gezicht. Mensen hadden naar haar geroepen, maar ze antwoordde niet.
Men begon te wennen aan haar aanwezigheid. Elke avond als de schemer intrad, ging ze weg om de volgende morgen terug te keren.
Het werd zomer, herfst, winter en nog steeds zat ze er.
Op een lentemorgen is haar plek plotseling leeg. Ik voel een vreemd soort gemis.
Wie beschermt me voortaan tegen weer en wind en kijkt voorbij de horizon?
Geplaatst op 120w bij weekthema Rots 01-08-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten