Zoeken in deze blog

vrijdag 30 september 2016

Geurpaleis


 
Lang geleden leefde er een jongen met een extreem lange neus in de vorm van een kegel. Hij liep altijd kromgebogen over straat. Vooral wat beneden hem was, kon hij goed ruiken. Hij rook hondenpoep, kauwgom en zweetvoeten. Beter wist hij niet.
Op een dag rook hij een bijzondere geur: bedwelmend zoet met een kruidig aroma. Midden op straat stond hij stil. Hij snoof diep en voor het eerst sinds tijden keek hij omhoog. En daar stond zij: oogverblindend mooi maar vooral adembenemend welriekend. In zijn enthousiasme stootte hij met de punt van zijn neus tegen haar buik.
Onmiddellijk kromp de kegelneus tot normale proporties.
‘Mijn prinses,’ stamelde hij, ‘jouw lichaam is een paleis vol geuren. Mag ik daarin wonen?’

Geplaatst op 120w bij weekthema 'Kegel'
https://120w.nl/2016/geurpaleis/

Feest

  

Wachten, kijken en luisteren, daaruit bestaat mijn leven. 
Het is nog vroeg, de dag begint zoals alle andere. De eerste caissières komen binnen en de verkoper van de Daklozenkrant staat op zijn post. Mona moppert, zoals gewoonlijk, als ze mij en de andere scanners in het paneel plaatst: ‘Niets meer aan tegenwoordig. Vroeger was het gezellig bij de kassa; nu lopen ze ons met de karren voorbij. Haast, altijd haast.'
  Nog even en dan komen ook de eerste klanten binnen. Zij rennen langs de schappen om snel hun mandje te vullen. Meestal mannen, strak in het pak. 
Straks komen de moeders die hun kinderen naar school hebben gebracht. 
  Daar schuifelt mevrouw X-zo noem ik haar maar-naar binnen. Ze scant haar kaart en mijn display licht op en ik mag haar begeleiden. Ze kijkt alleen maar in de onderste schappen, pakt af en toe iets om het vervolgens terug te leggen. Lang staat ze stil bij de vleeswaren. Als niemand oplet, pakt ze snel een plakje worst. Verlekkerd kijkt ze naar de verse groenten in rood, oranje en groen, maar ze koopt niets. Ik ben pas nodig bij de kortingsbak waar ze een potje doperwten en een blik knakworsten scant. Bij de broodafdeling vraagt ze of er nog oud brood over is. Dan vertrekt ze weer. Ik noem dat altijd de eenzame karretjes. Er zal vast niemand met haar mee-eten vanavond.
 
  Ik ben weer terug bij af: wachten op mijn volgende klant. Het duurt lang deze keer. Tijdens het wachten observeer ik: daar loopt een moeder met achter haar een luid protesterende peuter. Ze maant hem een zak met snoep terug te leggen. Het kind weigert. Bij de groenteafdeling hoor ik haar onderhandelen:
  ‘Wat gaan we eten vanavond: worteltjes of broccoli?'
  ‘Ik wil patat.'
  ‘Nee, dat is niet gezond.'
  ‘Ik lust geen gezond, ik wil patat.' 
  ‘Als je worteltjes kiest, koop ik de zak snoep. '
  ‘Dan wil ik nú een snoepje!'
...
 
  Ik word zo moe van dit soort moeders. Elke dag komen er wel een paar met hun jengelende kinderen. Eigenlijk ben ik mijn hele bestaan beu: de hele dag langs streepjescodes piepen en steeds weer dezelfde mensen zien met volle overladen karren en andere met halflege karren. Ik zal mijn collega-scanners vast niet meekrijgen, maar ik ga in staking. En wonderbaarlijk: ik zie opeens dat mijn display paars kleurt. Geen idee wat dit betekent. Nu maar hopen dat ik snel aan de beurt ben voor een winkelronde.
 Een ouder echtpaar met een kar lege tassen stopt en scant de bonuskaart. En ja, ik gloei en mag met hen mee. 
  Nee, Frits, we hebben geen koekjes nodig. Daar word je alleen maar dik van.'
  ‘Ach mens, zeur niet zo.'
  ‘Nee, ook geen chocoladevla'
  ‘Je weet toch dat we alleen maar biologische kip eten? Leg deze terug.'
  ‘Thea, als je nog één keer commentaar levert, ben ik weg en doe je de boodschappen maar alleen.'
Ik kijk werkeloos toe, want er ligt nog niets in de kar. Als zijn vrouw even niet kijkt, scant Frits snel een pak gevulde koeken. 
 
  Plotseling gebeurt het: de supermarkt kleurt afwisselend paars of oranje, in plaats van het eentonige gepiep komt er een vrolijk wijsje uit mijn buik. De caissières stoppen met hun werk en dansen de winkel door. Thea laat van schrik het pak biologische pasta op de grond vallen en springt een halve meter de lucht in. Frits bijt in een koek. Moeder en peuter eten samen swingend rauwe broccoli. Vrolijkheid alom, vooral op de afdeling gebak, waar de bussen met spuitslagroom vanzelf de taarten versieren. De flessen cola springen open en overal liggen gekleurde smarties. De verkoper van de Daklozenkrant komt binnen en begint midden in het tumult te roepen: ‘Wie wil er een gratis krant?’ Tientallen handen van mensen die er nooit een kopen gaan omhoog. 
  ‘Vandaag is het feest,’ schalt het uit de luidprekers.
 
  Ik denk aan mevrouw X in haar eenzame huis en verlaat het feestgedruis. Niemand die me ziet. Ik huppel onder benen door, spring af en toe over mensen heen en eindig ik precies voor haar deur. Door het raam zie ik haar zitten aan een ronde tafel achter een bord met doperwten en knakworsten. Als ze me ziet, begint ze te huilen:
  ‘Nee, niet weer die scanner. Ik wil niet meer denken aan boodschappen doen: kijken naar lekkers en niets kunnen kopen.’ 
 ‘Kom mee,’ fluister ik, maar ze lijkt me niet te horen.
Ze probeert me weg te gooien, maar als ze me aanraakt, krijgt de kamer een gouden gloed. Ik voel hoe ze als een magneet naar me toetrekt en samen verlaten we het huis richting supermarkt. 
  Het feest is nog in volle gang als we arriveren. Mevrouw X begint spontaan te dansen langs de schappen en voor het eerst zie ik haar met glanzende ogen omhoogkijken naar de luxeproducten. 
  ‘Laadt de karren bomvol,’ schalt nogmaals de luidspreker, ‘alles is voor niets vandaag.’
Het grote graaien begint. Mevrouw X weet niet waar ze beginnen moet en kijkt toe hoe de anderen hun karren vullen. Iets anders is ze niet gewend. Dan hoort ze een stem:
  ‘Zal ik uw kar vullen?’ Het is Frits. ‘Zeg maar wat u wilt en anders bedenk ik het voor u.’ Hij kiest de meest exquise groentes, glanzende karbonades, vers tijgerbrood, chocoladepasta, fonkelende wijnen en samen lopen ze naar buiten. 
  ‘Kom je bij mij eten vandaag?’ vraagt mevrouw X
  ‘Heel graag! Ik heet Frits en hoe heet jij?’
  ‘Ik heet Antoinette.’
  ‘Een prachtige naam voor een wondermooie vrouw.”
Ik kijk ze na tot ze om de hoek verdwenen zijn.
 
  Ik hang weer op mijn plek in het paneel. Er is niets meer waar te nemen van het feest. Als vanouds zitten de caissières op hun plek. En even, heel even denk ik dat ik alles maar gedroomd heb. Maar scanners dromen niet. Toch? 
 
 Nel Goudriaan 30 september 2016

donderdag 22 september 2016

Lichtstad 2

Leeg is het huis, kaal zijn de muren. 
Witte plekken verraden afwezige schilderijen. 
Hier woonden en leefden zij. 
Daar in de hoek stond zijn stoel. 
Intens genietend rookte hij pijp, later sigaar
 Langzaam kleurde het plafond  lichtbruin.

Leeg is de keuken. kaal zijn de planken
Potten, pannen, pollepels wachten
bij de kringloop op een nieuw bestaan. 
Nooit meer de geuren van hutspot of gebakken schol. 
Nooit meer van oud naar nieuw met verse oliebol

Vol is de container met huisraad
ooit gekoesterd, nu oud vuil. 
Het  harmonium is uitgespeeld.
Ik red de recorder compleet met band 
onder het puin vandaan

De lege kamer vult zich
met klanken van koorgezang
‘Lichtstad met de paarlen poorten.' 
En even zijn ze zeer nabij.

22-09-2016

Geplaatst op 120w
https://120w.nl/2016/lichtstad-2/

woensdag 21 september 2016

Lichtstad

Op de zolder na is het huis leeg. De geluiden in de kamer klinken hol. Kaal zijn de muren. Hier woonden en leefden ze. Hier bracht ik mijn jeugd door. Het is stil, ijzingwekkend stil zonder hun aanwezigheid. Ik kijk naar buiten: het is herfst en de bomen kleuren goudbruin.
“Prachtig hè, die tinten, net een schilderij,” hoor ik haar zeggen.

Ik loop de trap op naar de zolder. Baan me een weg door het spinrag en zie stoffige dozen. Dan valt mijn oog op de cassetterecorder. Ik neem hem mee naar beneden; er zit nog een bandje in. Koorgezang vult de lege kamer. Ik hoor mijn vader meezingen: “Lichtstad met de paarlen poorten.”
Even, heel even is hij terug.

Geplaatst op 120w bij themawoord Record


Dansen met Gilles

’Ouwe taaie,
laat je broek maar waaien,
want er zit geen elastiek meer in.’


zingt ze. Gilles zong dit lied vaak plagend voor haar.
De anderen aan de ronde tafel staren voor zich uit.

‘Goedemorgen, mevrouw Glimmen, wat zijn we vrolijk,’ klinkt de stem van zuster Joke. ‘U treft het: we gaan naar de badkamer. Het is douchedag vandaag.’
Als het warme water langs haar lijf stroomt, danst ze weer met Gilles in de golven. Hij tilt haar omhoog en vangt haar op. Hij kust haar met zoute lippen.

‘We zijn weer klaar. Snel aankleden en dan naar de koffietafel.’
Vanuit de verte ziet ze hem lopen in de gang: haar Gilles. Natuurlijk laat hij haar niet in de steek.

Geplaatst op 120w bij themawoord Taai

Warm

De zee draagt zilver op haar golven. Fel schijnt de zon; de hemel is strakblauw. Op het strand draagt een vader zijn dochtertje hoog in de lucht. Ze kraait het uit van plezier. Drie broertjes bouwen samen een groot kasteel.
Een man en een vrouw: zij in tankini, hij in een lange zwembroek, staan innig gearmd stil op het strand. Twee vrouwen liggen languit op een handdoek te blakeren. Olie, heel veel zonnebrandolie op hun huid. In de verte werpen vissers hun netten uit.

Dan verschijnt zij: gekleed in een zwarte boerkini. Ze waadt als een koningin door de zee. Twee kinderen dartelen om haar heen.
‘Mama, heeft die mevrouw het niet heel warm?’ vraagt een meisje met heldere stem.

Geplaatst op 120w

Oud vel

Ze lopen samen de ontbijtzaal van het hotel binnen. Hij, een veertiger met krullend grijs haar, gebruind, een lichtblauw T-shirt dragend. Zij, in een zwarte jumpsuit met een brede leren, glanzende ceintuur. Zij is broodmager, gespierd, heeft een afgetraind lijf. Ik zie haar van de achterkant.
Als ze zich omdraait, schrik ik. Haar gezicht lijkt van leer en de rimpels hangen erbij. Ook aan haar magere armen lubberen overhangende stukken vel.
Ik dacht eerst dat het een echtpaar was, maar nu lijken het meer moeder en zoon. Ze zou zomaar ouder dan tachtig kunnen zijn. Ik kijk nog eens naar de man: volle, wellustige lippen heeft hij. Hij eet zwijgend zijn stokbrood nadat hij er honing in gegoten heeft.

Dan gaan mijn gedachten met me op de loop. Zij heeft jaren in het leven gezeten. Ze was een volle moederlijke vrouw. Haar borsten waren geliefd bij de mannen: romig en weelderig. Op haar veertigste was ze het plotseling beu en verlangde hevig naar een laatstekanskind. En nog net voor haar eenenveertigste verjaardag baarde zij een zoon; toen al een mooie jongen. Haar borsten stroomden vol melk.
Toen hij vier jaar oud was, werd ze ernstig ziek: borstkanker. Ze vermagerde zienderogen. Maar het was een taaie. Ze kwam er helemaal bovenop en begon een sportschool. Soms miste ze haar oude borsten.
Maar dat overtollige vel ...
He fascineert me dat ze het niet heeft laten weghalen. Het hangt er zo verloren bij. Toch nog een restant van haar oude leven dat ze koestert?

Ik kijk weer naar ze. Zij heeft een paar stukken stokbrood op haar bord. Ze eet er niet van, maar pulkt de zachte binnenkant eruit en legt de stukjes terug op haar bord. Ik zie een randje grijze uitgroei boven het helle blond. Ze trekt haar ceintuur een gaatje strakker. Ik ben bang dat ze zal breken.
Dan stappen ze samen op. Hij legt zijn arm teder om haar fragiele schouder.

Geplaatst op SchrijvenOnline wekelijkse schrijfopdracht #114

maandag 5 september 2016

Ambrozijn

Jij praat
Jij lacht
Jij kust
Jij blust
't vuur dat in mij
brandt
Ambrozijn
minnaar mijn

Zo mooi
Zo schoon
glanst jouw huid
Zo licht van toon
klinkt jouw fluit
Ambrozijn
minnaar mijn

Jouw tong
danst door
mijn mond
Mijn lijf bloost
Jij koost
mij
Jij onthult
Jij vult
mij
Ambrozijn
minnaar mijn

Ik laaf mij
aan jou
Ik drink
uit jouw bron
Jij zinkt in
mij
Ambrozijn
minnaar
mijn

Als tornado
kwam jij
Nu windstil
Jij ging
voorbij
Ambrozijn
minnaar mijn

Geplaatst op SchrijvenOnline bij wekelijkse schrijfopdracht #112 E-lipogram