Zoeken in deze blog

donderdag 19 januari 2017

Ballade van de ontheemden





ze trekken voort in eindeloze rijen
ver weg van huis en haard
van jong tot hoogbejaard
een kreupele grijsaard zucht en baby’s schreien


vernederd, geschopt en geslagen
te veel om te verdragen 


met schamele resten van een vorig leven
een shirt, een pop, wat geld
een medicijn, een speld
zijn zij uit eigen vaderland verdreven


vernederd, geschopt en geslagen
te veel om te verdragen 


trotserend bittere kou en felle regen
een schamel onderdak
veel leed en ongemak
langs ongebaande grauwe wegen


vernederd, geschopt en geslagen
te veel om te verdragen


hun toekomstdromen zijn uiteengereten
de vijand sluimert overal
dorpen en steden in verval
ze zijn door god en mens vergeten 


vernederd, geschopt en geslagen
wie kan het onrecht nog verdragen?

dinsdag 17 januari 2017

Oprotten

Een vlijmende pijn, ze trappen me overal waar ze kunnen. Ik proef de smaak van stroperig bloed. Vanuit de verte een mannenstem: ‘Het is genoeg geweest,’ maar ze gaan door. Een warme straal loopt tussen mijn benen…
Kijk nou eens, hij pist in zijn broek van angst. 
Opnieuw schoppen in mijn buik.
Je hebt hier niets te zoeken. Rot op naar je eigen land. Blijf met je tengels van onze vrouwen af.

‘Stoppen, nú,’ hoor ik luid en duidelijk. Klappen, een schreeuw en er valt iemand bovenop me. Hij kreunt.
Je verdiende loon, vuile verrader.
Dan het geluid van wegrennende voetstappen. 

Als ik mijn ogen open, zie ik een grote groep zwijgende mensen. Ze druipen af als de sirenes klinken.

woensdag 4 januari 2017

Pantoem over schrijven




Schrijven is boetseren, schrijven is formeren 
Beelden onthullen en woorden weven 
Schrijven is schrappen, schrijven is leren
Ploeteren, zwoegen en scheppen van leven

 Beelden onthullen en woorden weven
Schrijven is de schaamte overwinnen 
Ploeteren, zwoegen en scheppen van leven 
Schrijven is opnieuw beginnen 

Schrijven is de schaamte overwinnen 
Kijken met de ogen van een kind
Schrijven is opnieuw beginnen 
Onstuimig waaien als een wervelwind

Kijken met de ogen van een kind
Spelen met zinnen, spelen met woorden
Onstuimig waaien als een wervelwind 
Luisteren naar klanken, luisteren naar akkoorden

Spelen met zinnen, spelen met woorden
Schrijven is schrappen, schrijven is leren
Luisteren naar klanken, luisteren naar akkoorden
Schrijven is boetseren, schrijven is formeren



Liefde in depot

IVervolgverhaal, geplaatst op 120w naar aanleiding van de weekwoorden depot, hoest, totem, metrum, wapenfeit, vijzel, ontheemd, elegiacus



Liefde in depot

1. Bevrijd

Op een dag besluit Madeleine een deel van haar voorraad liefde onder te brengen in een depot. Ze heeft te veel verspild aan behoeftige mannen; dat moet maar eens afgelopen zijn. De notaris vraagt een flink bedrag, maar dat heeft ze er graag voor over.

 Ze voelt zich bevrijd in de wetenschap dat haar overvloed aan liefde in veilige handen is.
Als ze op straat wordt aangesproken door mannen van het haar zo bekende type, roept ze vrolijk: ‘Vandaag niet’ en ze huppelt verder. Voor het eerst sinds tijden komt ze ’s avonds alleen thuis. Via de cateringservice laat ze een overheerlijke maaltijd bezorgen.
‘Goede keus,’ zegt de bezorger, ‘de liefde van de man gaat door de maag.’
Ze glimlacht.


2. Ochtendgloren

Ze  ontwaakt uit een weldadige slaap. De exquise maaltijd van de vorige avond is haar zeer goed bevallen. Toch knaagt er iets: een vreemde pijn in de buurt van de hartstreek maakt haar onrustig. Ook voelt ze een kriebeling in haar luchtpijp; een hevige hoestbui is het gevolg. Langzaam dringt het besef door dat ze haar voorraad liefde voor langere tijd heeft afgegeven in depot. Is het eigenlijk wel liefde of heeft ze medelijden en vrijgevigheid daarvoor aangezien? ‘Stop met piekeren', spreekt ze zichzelf toe.

Ze springt haar bed uit en laat een flinke plens koud water over haar gezicht lopen. In de ochtendstilte klinkt het geluid van de deurbel oorverdovend hard. Zal ze opendoen of de bel gewoon negeren?


3. De keuze

Madeleine staat oog in oog met een kleurig uitgedoste man die een grote koffer draagt.
‘Neemt u me niet kwalijk, mevrouw, ik beheer het depot liefde bij notaris Verhoeven. Uw voorraad is helaas besmet; het zuiveringsproces zal een jaar in beslag nemen. Tot zolang kunt u er niet over beschikken.’
‘Maar, als ik mijn liefde eerder nodig heb?’
‘Laat me binnen, alstublieft, ik bied u iets aan ter vervanging.’

Hij opent zijn koffer waarin zich houten totemdieren bevinden.
‘U mag er één uitkiezen en deze een jaar behouden. Denk er goed over na.’
U hebt de keuze uit een uil, die wijsheid symboliseert, een adelaar, symbool van kracht of een kraanvogel, teken van schoonheid.’

4. Berusting

Ze  kijkt naar de beeldjes van de uil, de adelaar en de kraanvogel. Slechts één ervan mag ze kiezen. De kraanvogel, symbool van de schoonheid, trekt het meest. Maar wat is schoonheid zonder liefde waard? Door haar hoofd speelt het metrum van een oud versje:

‘Wie telkens in de spiegel kijkt
en zich met schoonheid vleit
ontdekt de ware schoonheid niet
maar jaagt naar ijdelheid
.’

Maar zijn wijsheid en kracht ook niet ijdel als de liefde ontbreekt? Een onmogelijke keuze. Kracht zou ze goed kunnen gebruiken nu, maar wat heeft ze eraan zonder in staat te zijn te genieten van mooie dingen? Ze pakt het beeldje van de uil:
‘Met jouw wijsheid zal ik het moeten doen het komende jaar.’

Een gevoel van droefheid bevangt haar.

5. Balans

Madeleine bekijkt het beeldje van de uil: wat heeft de wijsheid haar opgeleverd deze eerste maanden? Welke wapenfeiten kan ze op haar lijstje plaatsen?
Allereerst: volledige rust in het hoofd, een serene stilte die weldadig aanvoelt. Geen gejaagdheid, niet meer het gevoel achter de tijd aan te rennen.
Ook is de voortdurende twijfel verdwenen, nu ze weloverwogen haar beslissingen neemt. Ze straalt die kalme zelfverzekerdheid ook naar anderen uit; ze vragen haar steeds vaker om raad. Ze heeft daardoor zelfs promotie gekregen op haar werk.
‘Dank je wel uil, ik ben blij dat ik voor jou gekozen heb.’

Toch knaagt het vanbinnen, vooral ’s nachts, wanneer verlangens naar ongeremde vrolijkheid, warmte en vlinders in haar buik de kop opsteken

6. Kracht

‘Toeval bestaat niet,’ zegt hij, als ze elkaar onverwacht op straat tegenkomen. Madeleine kijkt op: daar staat de man met de koffer.
‘Nu ik je zie, wil ik een aanbod doen: je mag de uil ruilen voor de adelaar of de kraanvogel.’
Het voelt als verraad als ze spontaan uitroept: ‘Ik kies de adelaar.’
Ze overhandigt hem de uil en als ze de adelaar overneemt, stroomt de energie als een frisse wind haar lichaam binnen. 

Haar humeur is flink opgevijzeld als ze -overborrelend van ideeën – haar werk bereikt. Ze spoort haar collega’s aan nieuwe kansen te grijpen. Verbeeldt ze het zich of kijken haar vrouwelijke collega’s haar bevreemd aan? En fluistert Frans nu echt:
’Madeleine is agressief vandaag.’
Ze huivert.

7. Ontheemd

‘Mensen, ik ga ervandoor,’ roept Madeleine, ‘ik heb het gevoel dat ik mijn energie beter kan besteden.’ En weg is ze, haar collega’s in verbazing achterlatend. ‘Ik keer niet meer terug’, zegt ze hardop tegen zichzelf. Ze stapt naar de fietsenwinkel, koopt een racefiets en rijdt vervolgens in een razendsnel tempo regelrecht naar zee. Haar fiets gooit ze op het strand en ze loopt naar de golven. Het geluid van de aanrollende golven doet het bloed in haar aderen sneller stromen.

Ze werpt haar kleding uit en rent in zee. Met krachtige slagen zwemt ze een eind weg. Even helemaal niets: geen mensen om zich heen, geen zorgen. Slechts de kracht van de adelaar. Ontheemd is ze, maar intens gelukkig.

8. Schoonheid

Verkwikt verlaat Madeleine het strand en stapt op de fiets. Het begint al te schemeren als ze in de verte het bos ziet waar ze als kind vele uren heeft doorgebracht. Even uitrusten bij de Sterrenvijver: deze naam heeft ze ooit bedacht, omdat er acht paden stervormig op uitkomen. Ze neemt plaats op een bankje en sluit haar ogen…

Welluidende harpmuziek streelt haar oren, daarbij een stem zo zuiver dat heimwee haar bevangt. Ze ziet een man met een rode hoed:
‘Wie bent u?’
‘Ik ben Elegiacus. ik zing over mijn verloren geliefde. Zo is ze weer heel dicht bij me.’
‘Wonderschoon.’
‘Plato schreef al: Schoonheid is zichtbaar geworden liefde.’
Als ze naar omhoog kijkt, ziet ze een kraanvogel voorbijvliegen.

Inzendingen voor de 120w wedstrijd Misdaad en Bargoens



 Een pikketanissie gaat er altijd in


‘Nog een jajem, Kees?’
Jaja, nu poeslief doen. Ik vertrouw dat wijf voor geen cent. Als ze de kans krijgt me te vernachelen, grijpt ze em.
‘Een pikketanissie gaat er altijd in, Sjaan,’ roep ik terug. Ik bied haar wel altijd de eerste slok aan, zodat zij de pineut is voor het geval dat …

Ik werk me helemaal het leplazerus en zij doet niets anders dan mij in de zeik nemen.
Vandaag op straat fijne stuf gescoord voor een habbekrats. Die ga ik natuurlijk niet zelf versjacheren.
‘Hé, Sjaantje, wijffie van me, zou je iets voor me willen doen?’
‘Nee, lapzwans, dat is me veel te link. Geen zin om in de lik te logeren.’
‘Schijtlijster.’
‘Nog een afzakkertje, Keessie?’

Bakkie pleur

Sjaantje, wijffie van me, nu moet je effe goed luisteren.’
Ik weet meteen hoe laat het is: hij zit weer eens op zwart zaad en dan mag ik voor een geeltje de hoer spelen bij zijn criminele vriendjes.
‘Je kunt mijn rug op, mij kun je niet naaien.’
‘Teringwijf.’
Ik moet wel uitkijken nu, want die linkmiegel heeft me te vaak afgeranseld.
‘Ik heb een veel beter plan: we gaan op karwei.’
‘En mij ervoor laten opdraaien’
‘We gaan samen een klapper maken, maar eerst schenk ik nog even een bakkie pleur voor je in.’

‘Nee, ik hoef geen slok. De hele mok is voor jou alleen.’
Zo, die houdt zich voorlopig gedeisd. Ik vertrek.
‘Tot in de pruimentijd, Keessie.’

Lulletje Rozenwater
 
Lulletje rozenwater, zo word ik genoemd; ik ben eraan gewend.
‘Jij hebt geen ruggengraat, Maup,’ zegt mijn vrouw regelmatig.
Laatst nog in de kroeg kreeg ik zomaar een klap voor mijn kanis.
‘Je porem staat me niet aan,’ riep die kerel. Ik deed maar niets terug.


Ik was apetrots, toen Rooie Henkie mij vroeg iets voor hem te doen: ‘Wil je effe een bossie rozen langsbrengen bij Mientje? Houd ze goed rechtop, niet laten hangen.’
Helaas lukte dat laatste niet, toen die klojo tegen me aanduwde. Ik viel voorover met mijn bakkes in de bloemen. Nu lig ik onder bewaking in het ziekenhuis: geen gebroken rug, wel op een haar na aan de vergiftigingsdood ontsnapt. Wat een linkmiegel, die Henkie.



Flapdrollen

Het befgajes heeft beslist: ik mag voorlopig logeren in Villa Duinzicht om mijn daden te overdenken. Sinds Pietje Poppesnor me heeft aangehouden, heb ik mijn eigen huis niet meer gezien. En wat heb ik nu eigenlijk gedaan, behalve een paar ouwe wijfies, die goed in de slappe was zitten, te tillen? Kan ik het helpen dat ze niet meewerkten: ik had toch geen andere keus dan ze een flinke optater te verkopen? Eentje legde daarbij het loodje, een bedrijfsongelukkie zal ik maar zeggen. 

Nu willen ze dat ik word onderzocht door een zielenknijper. Wat een verschutting, mijn bovenkamer is prima in orde. Ze zijn helemaal mesjogge. En dan durven ze ook nog te zeggen dat ik geen zelfinzicht heb. Flapdrollen!

Ratten

Hoe ben ik hier terechtgekomen? Het is koud en vochtig; er hangt een penetrante geur. Ik probeer in het donker iets te onderscheiden, maar zie slechts vage schaduwen. Mijn lijf doet overal pijn. Ik graaf in mijn herinneringen; probeer te roepen, maar mijn stem klinkt als een schorre kraai. Ik heb dorst, mijn tong voelt als leer. Ik hoor iets ritselen, het geluid komt dichterbij. Dan voel ik gekriebel over mijn benen …

Plotseling harde stemmen:
‘Wat doen we met die klerelijer, afmaken maar?’
‘Ben je belatafeld? Versjteer het nu niet. Eerst poen opeisen.’
‘Heb je een saffie voor me?’

Het zijn ratten, vuile ratten. Ik probeer overeind te komen. Tevergeefs. Dan gerammel aan de deur, een stem:
‘Attenoje, wegwezen hier.’

Ook dat nog
 
Sinds ik Karel ken, kan ik mijn geluk niet op. Liefde op het eerste gezicht: we botsten tegen elkaar op in de supermarkt. Pats boem raak. Hij is charmant: elke week brengt hij twintig rode rozen voor me mee.
‘Voor mijn knappe meissie,’ zegt hij dan.


Vanmorgen stond hij huilend op de stoep. Zijn medecompagnon was met de noorderzon vertrokken en had zijn bankrekening leeggeplunderd. Niets had hij meer.
‘Maar jochie, dan help ik je toch.’
Direct tienduizend euro overgemaakt. Blij, dat hij was!
Mijn vriendinnen verklaren me voor gek. Ze vinden hem een linkmiegel. Stikjaloers zijn ze.


Ik verlang naar zijn stem en bel hem.
‘Dit nummer is momenteel niet bereikbaar.’
Ocharme, zijn telefoon is gestolen. Ook dát nog!


Karel

 ‘Oh Karel, wat is het heerlijk hier op de Bahama’s.’
‘Ja meissie, ik weet wat een mooie vrouw toekomt.’
Ik heb het toch maar geflikt. Dat domme mokkel uit Amsterdam stapte er met open ogen in: tienduizend euro voor zeven bossies rozen en wat aandacht. De investering meer dan waard!
Een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen, is mijn lijfspreuk. Nu komt het grotere werk: dit vakantieaanbod moet minstens dertigduizend opleveren. Eerst dat wijffie flink verwennen en aan me binden; ze zit goed in haar slappe was.
‘Jij lust vast wel een heerlijke cocktail.’
‘Heel graag, schat.’


Even de simkaart in mijn mobieltje verwisselen en mijn vrouwtje thuis bellen om haar te laten weten, dat ik goede zaken doe.

Rode Rozen
 
Met een vijzel stampt Mayra de gedroogde blaadjes van het vingerhoedskruid fijn en ze voegt er een druppel sap van de monnikskap aan toe. Nu nog honing, suiker en stroop erbij en de likkepot is gereed. Ze smeert de emulsie zorgvuldig uit over twintig rode rozen en gaat op weg. Bij het treinstation pikt ze Lina op.

Over onze rooie ruggen,’ zegt ze, als ze de riante vrijstaande woning van Karel ziet. Haar vinger gaat naar de bel. Het duurt lang voordat hij opendoet. De angst in zijn ogen geeft de eerste voldoening.
‘Dag Karel, je had ons vast niet samen verwacht hier. Jouw “meissies” komen je bedanken voor alles.'

De rode rozen laten grillige sporen achter op zijn gezicht.


Daar komt de bruid

Elise straalt als ze aan de arm van haar vader, gekleed in een met diamanten versierde witte jurk, de kerk binnenschrijdt. Het orgel speelt op vrolijke toon. Trots ziet ze de bewonderende blikken die op haar gericht zijn. In de verte staat haar Jacques. Naar deze dag heeft ze maanden toegeleefd. Ze streelt met haar hand over haar buik.

Plotseling doemt een donkerharige vrouw op in een kanariegele blouse. Ze rukt de diamanten van de bruidsjapon en rent naar voren, al schreeuwend tegen de bruidegom: ‘Vuile teringlijer. We zouden de poet samen delen en nu sta jij voor het altaar met dat blonde mokkel.’

Elise ziet nog net hoe Jacques wit wegtrekt en dan wordt alles zwart voor haar ogen.