Zoeken in deze blog

zaterdag 26 november 2016

Herfstdraden (2)



 
Herfstdraden
 
  Het is stil herfstweer als ik mijn geboortedorp binnenrijd. Het zonlicht schijnt door de bomen en laat de bladeren schitteren in oranje, gele en rode tinten. Het dorp bestaat uit één lange straat, die in het midden wordt gescheiden door een kruispunt. Aan de westzijde loopt een lange vaart. De oostzijde bestaat uit weilanden, landhuizen en bossen.
Mijn auto zet ik aan de kant en te voet ga ik verder. De koeien staan nog buiten in dit jaargetijde.
  De gordijnen van het huis van mijn ouders zijn dicht. Toen zij er nog woonden, stonden ze altijd open. De dag waarop we het huis leeghaalden, stond er een grote container op de stoep. De rest van het meubilair ging naar de Kringloop. Daarna de stilte, het stof, de kale muren met de lichte plekken waar jarenlang dezelfde schilderijen hingen. En het moment waarop we voor de laatste keer de deur afsloten.
  Ik loop verder en houd stil voor de voormalige schilders werkplaats van mijn opa. De verf is afgebladderd, zijn naam is uitgewist. ‘Schilders sinds 1834' staat er nog slechts te lezen. Hier mengde hij zijn verf. Vooral grachtengroen: een mengkleur van Berlijns blauw en chromaatgeel, waarmee hij de deuren en kozijnen verfde van de monumentale landhuizen die gelegen waren aan de rand van het dorp. Soms mocht ik in de schoolvakantie met hem mee. Als hij op de hoge ladder stond, floot of neuriede hij psalmen. 

Ik loop door naar het Zuidereind. Langs de vaart zijn nog de panden te zien van wasserijen. Rijke Amsterdammers lieten er hun was naartoe brengen. Mijn moeder deed elke maandag zelf de was en hing deze buiten op een lijn, gespannen tussen een paar boomstammen. De andere dorpsbewoners deden hetzelfde.
 
  Vandaag is het leeg tussen de bomen. In de verte zie ik een rijtje witte huizen, de enige aan de kant van de waslijnen. De wijk werd Lombok genoemd.  In het middelste huis woonde hij …
Ik denk terug aan de herfst van lang geleden. We zochten beukennootjes en tamme kastanjes in het bos. Met zijn vijven: Gerbrand was er die dag niet bij. Eigenlijk was ik stiekem een beetje blij daarom. Een echte pestkop kon hij soms zijn.
Thuis, aan tafel hoorde ik dat hij ziek was. In de keuken fluisterden mijn ouders. Ik verstond alleen: ‘Hoofdpijn, hele erge hoofdpijn.’ En daarna waren ze extra bezorgd om mij. Waarom, begreep ik later pas.
Er ging een week voorbij. De dag waarop hij stierf, stormde het. De bomen veranderden in kale voorbodes van de winter. In het voorjaar zouden er nieuwe knoppen ontspruiten. Zonder hem. Voor het eerst besefte ik dat het leven eindig was.
 
  Mijn voettocht eindigt op de begraafplaats. Ik zoek naar zijn graf; de steen is verweerd. De steen van het graf van mijn ouders ziet eruit als nieuw.  De bodem van beide graven is bezaaid met dorre bladeren.

 

donderdag 24 november 2016

Stille getuigen

Gedichten bij 'Kunst van Komrij' in Villa Mondriaan Winterswijk 



I

Ze lopen me vluchtig
voorbij
soms aarzelend
soms staan ze stil
mij zien ze niet
ze kijken slechts 
in mijn spiegel 
naar hun eigen beeld

II
 

Liever ben ik onzichtbaar
in plaats van hier te kijk te staan
voor vele onbekenden
Maar nu je hier toch bent
vreemdeling 
zie mij aan
en deel 
mijn stil verdriet 

III

Ik sta hier in het middelpunt
voor iedereen te kijk
ze doorgronden me
denken zij
ze lijden 
aan zelfoverschatting 
denk ik

IV

onbeschaamd
schuifelen ze voorbij 
werpen hun blikken
op mij
doorboren 
met scherpe pijlen 
mijn ziel
afweergeschut
voor eigen pijn
ik verdraag het 
hun spiegel te zijn 


zaterdag 12 november 2016

Herinnering

 

Als ik naar mijn handen kijk
-getekend door de tijd-
zie ik weer de jouwe

met voorzichtige vingers
trekken zij de draden los 
van de schapenwollen trui

een fragiele draad 
verbindt ons

mijn armen bewegen mee
op jouw ritme 
mijn polsen wiegen losjes 
de taaie strengen wol

langzaam verdwijnt de trui 
draden vormen zich tot bollen
wachtend op
een nieuwe lente

nu jouw draad is afgehecht
rest mij niets meer dan 
de mijne op te pakken
en de eindjes aan elkaar te knopen

 

donderdag 10 november 2016

Democratie

Democratie

Het volk regeert

 

Maar wat 

als de wil van het volk

Wordt gevormd door de onderbuik

Waar hebzucht  haat en holle frasen

Welig tieren?

 

Maar wat

Als de angst regeert

En het volk

Zich verschanst 

achter 

barricades?

 

Maar wat

Als partijen

Gekleefd aan veilig pluche

afglijden en verworden 

Tot broeinesten van

Ambitie en bedrog?

 

Maar wat

Als geloof 

Héérst over

hoop en liefde 

En de haat 

Zijn genadeloze gang

kan gaan?

 

Wat wil het volk

Het volk wil niet veel goeds

Zei Reve al

 

Maar wat

 

als poëzie met zachte schreden

democratie zou binnentreden?

Als geloof weer hoop en liefde kust

Als alle haat dan wordt geblust?

 

Als oren zich openen om te luisteren

Als luide stemmen weer gaan fluisteren

Zouden zachte krachten winnen

Wit en zwart elkaar beminnen?

 

Zouden vrijheid en gerechtigheid 

Eenheid en verscheidenheid 

Weer kunnen samengaan

en de vijandigheid verslaan?

 

Of is een dichter maar een dromer

die wolf en lam tezamen ziet

Spelen in een eeuwige zomer?


Voorgedragen in Poëzie Café Venstra in samenwerking met Bibliotheek Amstelland op 10-11-2016