Zoeken in deze blog

woensdag 6 december 2017

Voorbij

Ze plukt dorre bladeren van geraniums en kijkt naar vroege voorbijgangers. Vanuit haar armstoel, bekleed met fluweel, aanschouwt ze het leven.

Ooit speelde ze een glansrol in de opera en bekoorde vele duizenden met haar wondermooie stem. Op den duur werden de zalen leger en het publiek bleef tenslotte helemaal weg. Toen haar manager haar meedeelde dat haar tijd voorbij was, vertrok ze met stille trom.

In haar kast hangen de kostuums waarin ze optrad. Elke avond verkleedt ze zich voor de spiegel; zet een cd op met haar stemgeluid, Haar stem kraakt mee. Het applaus klinkt ijl.

Nel Goudriaan @11 december 2017

Foto: schilderij Kees van Dongen 1908

zondag 3 december 2017

Opgebrand



Opgebrand

‘Je lontje is te kort geworden; ik brand mijn vingers niet langer meer aan jou,’ zegt ze.
Ze gooit me achteloos in de vuilnisbak.
Mijn rustieke lichaam, ooit fier rechtop, is verworden tot een vormeloze open krater. De pit is eruit. De vlam heeft mijn binnenste verteerd. Ik ben nutteloos geworden.

Is ze vergeten dat ik haar huid een fluwelen glans gaf met mijn zachte licht?
Is ze vergeten dat mijn flakkeringen haar donkere avonden verlichten?
Weet ze niet meer van mijn troostende warmte in koude nachten?
Weet ze niet meer van mijn lieflijke geur die die stank van bederf verdreef?

Ik wist van van tevoren dat mijn levensduur was beperkt tot slechts zevenenvijftig uur. En al die uren ben ik dienstbaar geweest. Ik deed niet aan zelfontplooiing: het beste van mezelf schonk ik aan anderen.
Van zelfmedelijden en geklaag houd ik niet, maar moet mijn leven eindigen op de schroothoop?
Wie verwarmt mij -desnoods au bain marie- tot ik smelt en samen met lotgenoten een nieuw leven kan beginnen?

Nel Goudriaan @ november 2017

zondag 26 november 2017

De vrouw in het bos 

Ik loop met mijn camera door het bos en zie haar vanuit de verte. Ze zit daar helemaal alleen op een bankje bij het water met haar hoofd gebogen. Ze lijkt wel een standbeeld: ik zie geen enkele beweging. Is ze misschien in slaap gevallen?

Langzaam loop ik dichter naar het bankje en zie nu de contouren van haar gezicht. Ik schat haar tussen de dertig en veertig jaar oud. Ze heeft een frêle gezicht, haar lange haren bedekken het voor een deel. Ze draagt rode schoenen met een hoge hak, totaal ongeschikt om mee in een bos te lopen. Ik onderdruk mijn neiging een foto van haar te maken. Door de lens zie ik een surrealistisch beeld, zoals in een schilderij van Hopper.

Wat doet deze vrouw hier op dit tijdstip van de dag? Heeft ze geen baan, geen gezin? Zou ze het niet koud hebben: het is een gure herfstdag. Ik verwacht haar eerder shoppend in de binnenstad of in een ruim verlicht kantoor dan hier. Ze is niet gekleed als een vrouw die het gewend is om stil in een bos te zitten. Zou ik haar aanspreken? Iets in mij weerhoudt me daarvan, op een of andere manier jaagt ze me angst aan. Ze straalt een grote afstandelijkheid uit, ze wil duidelijk alleen zijn. Is ze misschien zojuist ontslagen? Nee, dat kan het niet zijn, er is geen enkele emotie zichtbaar op haar gezicht: geen woede, geen wanhoop, niets. Heeft ze zojuist te horen gekregen dat ze ongeneeslijk ziek is en is al haar hoop vervlogen? Dat lijkt me aannemelijker. Maar is er helemaal niemand bij haar die een arm om haar heen kan slaan, juist nu? Het liefst loop ik nu gewoon door en ga verder waar ik mee bezig ben: een serie mooie herfstfoto’s maken, nu het nog kan. Maar dat voelt niet goed. Stel dat ik morgen in de krant lees, dat ...

Langzaam beweeg ik me in de richting van de vrouw en blijf vlak voor haar stilstaan. 

‘Mevrouw, gaat het wel met u?’ hoor ik mezelf met een vreemde hoge stem vragen.

Ze slaat haar ogen op en kijkt me aan met een lege blik.

‘Ik maak me ongerust over u, het is veel te koud om zo lang stil te zitten hier.’  

‘Maakt u zich vooral geen zorgen over mij,’ klinkt opeens een zachte stem. ‘Ik zit hier gewoon een beetje te dromen in mijn lunchpauze; straks moet ik weer aan het werk.’

Beschaamd loop ik weg. Mijn fantasie is weer eens op hol geslagen.



zaterdag 21 oktober 2017

Geluk




Geluk is weerloos
broos
als de stilte van de nacht
onvoorspelbaar
voor wie veel verwacht
zacht als de streling van een kind
de zoelte van een zomerwind

Geluk is vergankelijk
ongewis
voor wie worstelt
een leeggelopen luchtballon
een eendagsvlinder
sluimerend
in de avondzon

Geluk is vederlicht
ongrijpbaar
voor wie tast
onvindbaar
voor wie zoekt
een glimp van de eeuwigheid
voor een seconde lang
gevangen in de tijd

@Nel Goudriaan
21-10-2017

Leeg huis

van buiten lijkt dit huis een mausoleum
binnen schuifelt een man 
in een grijs pak
als een schaduw in het avondlicht 
een muis komt plat tevoorschijn 
uit mijn pyamabroek 
gillend klim ik op een stoel 
daar heb je op geslapen, lacht mijn broer 

mijn vader fluistert over de man 
die zich verhing in eigen huis
achter grijs beslagen ramen
een tafel met een bord 
vol groene schimmel en een vissenkom
aan het plafond een lege haak

mijn moeder plukt overhangende 
takken van paarse seringen
uitbundig bloeiend langs de vaart
achter het verlaten huis
vult lege vazen
ons huis geurt naar dood
 
sindsdien
 sluipen muizen door mijn dromen
kruipen witte maden over grijze mannen
hangen pakken aan haken in plafonds
sluimert in mij een onbestemd verlangen 
naar een seringenstruik in het paars
elk voorjaar weer

Nel Goudriaan 04-11-2017

Gedicht voor Poëzie Werkplaats
Thema: Griezelig en eng

vrijdag 13 oktober 2017

Voorbij


Foto Greetje Kruidhof

Versie 2
jouw was wiegt
in het zonlicht
wordt gestreeld
door trage takken
 jij ging voorbij
verdween uit zicht

mij rest een huis
wit en steriel
een meer omringd
door bergen
een uitzicht
als een ansicht
zonder ziel

Versie 1

Jouw was wiegt
 in het zonlicht
wordt gestreeld
door tere takken
jij was, jijj ging voorbij
verdween uit zicht

mij rest het witte huis
een meer omringd door bergen
een uitzicht zonder jou
steriel
zoals een ansicht
 zonder ziel

@Nel Goudriaan 13-10-2017

woensdag 4 oktober 2017

Wit



Niet zwart
maar wit is de kleur van de angst
ze verstopt zich
verraderlijk
tussen schoongewassen lakens
wanneer het zonlicht
zich een weg baant
door de gordijnen

vrolijk lachend
bezorgen verplegers
thee met witte pillen
en wensen me
een fijne dag

wit is de kleur van de jassen
blinkende messen snijden
het kwaad uit mijn lichaam
 de dood verschuilt zich
in verre uithoeken
hol klinkt haar lach
als mijn opengesneden lichaam
wordt gehecht met witte draden

de kleur van de angst
is wit
krijtwit
lijkwit

@Nel Goudriaan
Gedicht geschreven voor de VUMC poëziewedstrijd 2017 Thema: Angst